Biomarkers ontrafelen misdaad

CSI

Forensisch Onderzoek

Bemonstering

Het relateren van monsters die gevonden worden op de plaats van de misdaad met die misdaad vormt het meest belangrijk aspect van forensisch onderzoek, tezamen met de identificatie van de “donor” van dit monster. Terwijl de DNA profilering zijn waarde wel heeft bewezen voor het identificeren van de “donor”, ontbreekt een betrouwbare methode voor een tijdsbepaling via deze forensisch monsters. Manfred Kayser e.a. presenteren voor het eerst een biochemische benadering voor het bepalen van de timing waarop deze menselijke sporen zijn ‘afgestaan’.

Kits

Door gebruik te maken van commercieel verkrijgbare kits tonen zij aan dat de karakteristieke -maar sterk verschillende- 24 uur’s profielen (zeg maar het dag- en nachtritme van twee hormonen – kunnen worden gereproduceerd uit kleine monsters. Melatonine (met zijn piekwaarde laat in de nacht) en het cortisol (met een piek in de ochtend) geven in combinatie een indruk van het tijdstip van ‘afstaan’.

Cortisoldagcurve (uit: The Nervous System in Action)

Cortisol

De melatonine stabiliteit gedurende vier weken kon worden aangetoond. Cortisol vertoonde echter een statistisch significante daling rechtevenredig met het tijdsverloop (Het kon na vier weken nog steeds worden aangetoond). Eiwit bepalingen dienden als controle (in bloed beter resultaat dan in speeksel) voor de representativiteit van het monster.Het onderzoek laat zien dat een schatting van genormaliseerde concentraties melatonine en cortisol de  mogelijkheid geven tot een bepaling van de tijd sinds het afstaan van de monsters. Vanzelfsprekend moet rekening worden gehouden met confounders, dus het NFI ( http://www.forensischinstituut.nl/ ) kijkt de kat nog uit de boom.Deze benadering biedt beslist gunstige vooruitzichten voor forensische toepassing van biomarkers in bredere zin. Het zal ongetwijfeld een aanwinst voor de forensische geneeskunde en voor de criminaliteitsbestrijding blijken te zijn.