Guus te Gussinklo, alias Freek

Als jeugdig medisch student is mij ooit gevraagd of ik familie was van de jong overleden Guus te Gussinklo (1920-1947). Dat zei mij op dat moment niet zoveel. Maar later destemeer. De familietak te Gussinklo uit de Achterhoek (Aalten, Bredevoort) heeft in de Tweede Wereldoorlog veel meegemaakt. Op zeker moment kreeg ik de liturgie bij de rouwdienst van Guus te Gussinklo in handen. Ook zag ik dat hij onderdeel uitmaakte van het verzet tegen de Duitse overheersing. Een indrukwekkende samenvatting vormt het In Memoriam in de jaarbundel van de (Amsterdamse tak) studentenvereniging SSR 1947, die ik hier weergeef. Daarin worden ook enkele dreigende situaties beschreven waarin Guus in de oorlogsjaren verkeerde. Ik veronderstel dat daarover wel meer documentatie zal zijn? Lees vooral hier onder het zeer aangrijpend In Memoriam!

Nieuwsbrief

Op Internet vind ik een (Familie)Nieuwsbrief uit 2011 waarin Harry Somsen diverse gebeurtenissen beschrijft, zo ook een textielvordering waarbij Guus te Gussinklo betrokken was. De naam van voormalig minister-president  Joop den Uyl wordt daarbij genoemd. Anet Bleich maakt in haar dissertatie over Den Uyl melding van die vriendschap tussen die twee. Beiden verbleven in Zelhem, ook in de Achterhoek. Met toestemming van Harry Somsen het betreffende artikel, waarin ook opgenomen een oude foto van de betreffende winkel. Op dit verhaal kwam weer een reactie met een ander sterk staaltje (een paragraaf verderop). 

Textielvordering door nep- Duitsers in Zelhem

door Harry Somsen [146]

In de Tweede Wereldoorlog waren er in De Achterhoek veel onderduikers: Joden die voor hun leven moesten vluchten, mannen die weigerden slavenarbeid voor de Duitsers te verrichten en mensen uit het verzet. In onderstaand artikel leest u over een bijzondere gebeurtenis die plaats vond in het huis van Gerrit Jan Somsen [124] in Zelhem.

Veel Zelhemmers in het dorp en het buitengebied boden tijdens de Tweede Wereldoorlog onderdak aan onderduikers. Zo ook de familie Oosterink op boerderij de Hanehoek. In steeds wisselende samenstelling kwamen mensen uit andere delen van het land naar het redelijk veilige Zelhem in de hoop voor enkele maanden rust, onderdak en werk te vinden. Zij kwamen zonder bagage met alleen hun lijfgoed aan. Om af en toe schoon ondergoed en bovenkleding aan te trekken waren ze aangewezen op onderduikadressen. Naarmate de maanden verstreken, kwam er een nijpend tekort aan onder- en bovenkleding.

Onderduikers
Onder deze onderduikers bevonden zich op boerderij de Hanenhoek o.a. Joop den Uyl, de latere PvdA politicus en premier, en Guus te Gussinklo, een fabrikantenzoon uit Aalten die in Duitsland ook een fabriek hadden en die zijn handelsstudie in Duitsland had afgerond en daardoor vloeiend Duits sprak en schreef. Zij bedachten een plan waarvan zij dachten dat zij zich dat in oorlogstijd konden veroorloven, maar wat anders absoluut niet door de beugel kon. Voor hun mede-onderduikers, die natuurlijk geen textielbonnen kregen, moest er nodig nieuw ondergoed komen en ook regelmatig voedsel. Guus Gussinklo stelde een Befehl zum Forderung op voor ondergoed van de Duitsers dat opgeslagen lag bij de familie Somsen in de Smidsstraat. In Duitse officierskleding trokken Guus te Gussinklo en Joop den Uyl met paard en wagen naar het dorp Zelhem.

Textielzaak Somsen in Zelhem

Vordering

Bij de textielzaak van Somsen in de Smidsstraat werd halt gehouden.  In de laatste oorlogsperiode was daar ook een naast de winkel gelegen kamer gevorderd voor ingekwartierde Duitse officieren die daar een Schreibstube hadden die altijd bemand was. In de schuur bij Somsen waren veel goederen opgeslagen: kleding, voedsel en kolen. De daar aanwezige Duitsers sprongen in de houding en na het lezen van het Befehl zum Forderung legden zij de aangekomen officieren geen strobreed in de weg en zonder controle kon de gevorderde Duitse onderkleding op de wagen worden geladen. Gerrit Jan Somsen  gaf het paard nog een emmer water tijdens het opladen en vertelde de kinderen binnen te blijven.

Uniform
De als Duitse officieren verklede Joop den Uyl en Guus te Gussinklo vertrokken hierna met paard en wagen en hun geroofde buit.
Van Joke Garretsen-Somsen [142] hoorde ik dat bij de buren ook nog groenten opgeslagen waren en dat zij avonds nog wel eens een paar dakpannen optilde van het lage schuurdak om daar een rode kool of andere koolsoorten te lenen voor het eten. Ook wist zij niet precies welk kolenhok in de schuur nu van hen zelf was of van de Duitsers en zo brandden menige kolen die voor de Duitsers bestemd waren ‘s nachts in de Zelhemse kachel.
Guus te Gussinklo (wiens schuilnaam Freek was) trok wel eens vaker dat uniform aan om een koe of een varken te vorderen om als voedsel voor onderduikers te dienen. De desbetreffende boer kreeg dit wel vergoed maar dit was de veiligste manier om een koe naar een andere plaats te vervoeren.

Distributiekantoor

De textielhandel bij Somsen was door de oorlog praktisch stil komen te liggen zodat de eigenaar, Gerrit Jan Somsen, noodgedwongen een baan had aangenomen bij de distributie van bonnen op het gemeentelijk distributiekantoor om zo in het onderhoud van zijn gezin te kunnen voorzien. Soms vielen er bonnen van het bureau die ook voor onderduikers werden gebruikt. Chiel Oosterink vertelde mij dit verhaal waarbij hij opmerkte dat de bij Somsen ingekwartierde Duitsers mogelijk later wel door hebben gehad dat het nep-Duitsers waren omdat ze officierskleding droegen van een opgeheven Duits legeronderdeel.

 

———————————————–

Beste mensen,

Ik vertel nog wel eens iets over Zelhem en over de Zelhemmers gedurende WO II. Ook heb ik wel eens het volgende verteld: Ik ben geboren in 1934 op de boerderij Beeftink in de Velswijk. Onze schooljaren brachten wij door op de Looschool aan de Hummeloseweg. Het meestershuis stond vastgebouwd aan de school en daar woonde in die tijd meester Bakker. (Th.Bakker). Hij kwam vaak op de boerderij als hij iets nodig had. Zo moesten wij elke dag een kan melk meenemen voor de fam. Bakker. Op zaterdag hoefden wij niet naar school en dan kwam meester Bakker zelf de melk halen. Altijd tegen half elf want dan was het “koffiedrinkenstijd”.  Dan werden alle zaken betreffende de oorlog besproken en ook de berichten van de “geheime zender”. Op een keer kwam meester Bakker bij ons en hij vroeg aan mijn vader: “Heb je nog een vet varken over?”. In Aalten waren veel mensen aangesloten bij de NSB, maar ook veel onderduikers. (Vaak Joodse mensen). Deze mensen hadden geen voedselbonnen en daarom had meester Bakker een vet varken nodig. Mijn vader zei dat hij er nog wel een over had. Het varken zou worden opgehaald door Freek te Gussinklo. Meester Bakker vertelde dat deze een zoon was van een fabrikant uit Aalten. Op zekere dag, wij waren net terug uit school, kwam er iemand met kar en paard door de wei voor het woonhuis naar de boerderij. Dat was vreemd voor ons, want alle mensen die op de boerderij moesten zijn, kwamen van de andere kant bij de boerderij, n.l. naar het achterhuis met de deeldeuren. Er zat een echte boer voor op de kar. Hij had een pet op, een pijp in de mond en een jekker aan en natuurlijk klompen. Mijn vader zei:”Blijven jullie maar even in de kamer, ik ga er wel naartoe.” Ik wist niet dat zijn eigenlijke naam Guus was en dat Freek zijn schuilnaam was. Dat kwam vaker voor. Een van onze onderduikers heette Piet, maar die naam kwam bij ons in de streek niet voor en daarom noemden wij hem Johan. Het verhaal van de kledingroof bij Somsen kende ik niet. Maar het bovenstaande past wel in de puzzel. Misschien is het de moeite waard om dit stukje bij het Somsendossier op te bergen. Met vr.gr. Henk Boenink. Everdina J Boenink-Janssen h.boenink@kpnplanet.nl