Diagnostiek in ziekenhuizen moet beter

  

Efficiënter georganiseerd bloedonderzoek in ziekenhuizen en beter gepresenteerde gegevens zouden het artsen makkelijker maken de juiste diagnose te stellen. Dat stelt prof. dr. Wouter van Solinge in zijn oratie ‘From vein to brain’ van 2 juni. Hij is als hoogleraar Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde verbonden aan het UMC Utrecht.

 

Artsen stellen niet altijd de juiste diagnose. Ongeveer de helft van de zaken waarover de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg zich buigen betreft patiënten die onjuist behandeld zijn of waar een verkeerde diagnose gesteld is. Van Solinge ziet verschillende oorzaken voor verkeerde diagnoses: veel verschillende aanvraagformulieren; veel verschillende laboratoria met eigen regels in aanvragen en rapporteren; niet-geprotocolleerd aanvragen van laboratoriumtesten; gebrekkige samenwerking en communicatie tussen laboratorium en arts.

Laboratoriumtesten helpen artsen bij het stellen van de diagnose. Bloedwaarden verschaffen informatie over het functioneren van organen of de aanwezigheid van infecties. Maar artsen moeten meerdere testen bij verschillende afdelingen aanvragen en informatie is fragmentarisch beschikbaar. Bovendien stijgt het aantal aangevraagde laboratoriumtesten jaarlijks sterk waardoor artsen steeds meer informatie te verwerken krijgen. In het UMC Utrecht is die stijging vijf procent per jaar.

Van Solinge: “Ik denk dat veel diagnostische problemen en fouten te wijten zijn aan een slechte presentatie van alle gegevens die tot een diagnose moeten leiden. Ik denk dat software artsen sterk zou kunnen helpen. Informatie over bloedwaarden zou integraal onderdeel moeten uitmaken van een elektronisch patiënten dossier dat ook de klinische aantekeningen bevat – al deze informatie moet op één scherm zichtbaar zijn. Beslissingsondersteunende software kan op basis van die gegevens adviezen geven over diagnose en behandeling.”

“Fragmentarisch aangeleverde informatie is een ondergewaardeerd risico voor de patiëntveiligheid in Nederland”, stelt Van Solinge. “Ik denk dat het instellen van één diagnostisch loket in het ziekenhuis een enorme verbetering zou zijn. Nu moeten artsen voor elk laboratoriumspecialisme aparte formulieren invullen en moeten ze veel schermen openen om alle informatie tevoorschijn te halen. Al deze processen kunnen efficiënter, maar ik realiseer me dat het niet makkelijk zal zijn dit te veranderen.”

Het Laboratorium voor Klinische Chemie en Haematologie van het UMC Utrecht verwerkt dagelijks tweeduizend verschillende buizen met bloed, urine, hersenvochten en andere monsters. Het Laboratorium produceert 20.000 testresultaten per dag (zo’n zeven miljoen laboratoriumuitslagen per jaar).

In het kader van wetenschappelijk onderzoek worden alle uitslagen van het bloedonderzoek gecombineerd met gegevens over onder andere diagnose, data over ziekteverloop, gebruik van geneesmiddelen, informatie over bloedtransfusies en opgeslagen in een database, de Utrecht Patient Oriented Database. UPOD bevat op dit moment gegevens van 1,6 miljoen patiënten, 71 miljoen laboratoriumgegevens, 1 miljard gegevens over bloedcellen en 1,5 miljoen recepten. Via de database zijn bijvoorbeeld bijwerkingen van medicijnen beter op te sporen. (Lees hier een artikel over UPOD in magazine Uniek.)

Prof. dr. Wouter van Solinge is als hoogleraar Klinische Chemie en  Laboratoriumgeneeskunde verbonden aan het UMC Utrecht. Zijn leerstoel is ondergebracht bij de Departement Farmaceutische Wetenschappen van de faculteit Bètawetenschappen van de Universiteit Utrecht.